INFO
Carboniseerinstallatie ‘Augusta’
1922
Maschinenfabrik Hugo Mosblech
metaal, glas
149 x b 66 x d 61 cm

Met prik
Geen bier zonder koolzuur, dat zal iedere liefhebber beamen. Wie wel eens een slok heeft genomen uit een vergeten geopend flesje weet hoe laf dat smaakt. Toch was het natuurlijke gehalte aan CO2 in bier - dat vrijkomt bij de omzetting door gist van suikers in alcohol - oorspronkelijk veel lager dan tegenwoordig.
In de 19de eeuw stonden de biertaps nog niet onder druk. Bierdrinkers waren gewend aan een bescheiden koolzuurprikkel op de tong. De uitvinding van het ‘spuitwater’ bracht daar vanaf 1900 verandering in. Mensen raakten steeds meer gewend aan ‘een glaasje prik’. Dat leidde tot steeds professionelere carboniseerapparaten, die steeds grotere hoeveelheden water van koolzuur konden voorzien.

Robuuste Augusta
In 1922 introduceert de Keulse machinefabriek Hugo Mosblech (sinds 1888) de ‘Augusta’, hier op de foto: een robuuste installatie, die 300 liter vloeistof per uur kan verwerken, met een ketelinhoud van 35 liter en 60 rotaties per minuut. Bovenaan zit een manometer, om de druk in het apparaat te meten. Wat lager zit de vermoedelijke koolzuur(druk)meter. Qua werking is Augusta te vergelijken met de huidige SodaStream, maar dan voorzien van aanvoerleidingen: onder druk wordt water in het apparaat gepompt en met koolzuur verzadigd. Daarbij wordt de ‘verdrongen’ zuurstof uit het water automatisch afgevoerd. Door het kijkglas zie je of de ontluchting aan of uit staat.
Blikbier
In de roaring twenties wordt het carboniseerapparaat, naast spuitwater, vooral gebruikt voor de bereiding van priklimonades. Vaak ontstaan op die manier drankfabriekjes, waar de eerste frisdranken zoals cola worden geproduceerd. Eigenaren van zo'n fabriekje werden ook regelmatig agent voor Heineken-bier: via die weg is het koolzuurapparaat waarschijnlijk in de Heineken Collection gekomen.
De toevoeging van extra koolzuur aan bier dateert van later tijd: dat wordt eind jaren 50 noodzakelijk vanwege de productie van bier in blik. Brouwerij De Amstel, die vooroploopt in deze ontwikkeling, ontdekt dat het tijdens het vullen van de blikken lastig is om zowel het koolzuurgehalte als de schuimkracht onder controle te houden. Daarom wordt het blikje gevuld via twee kranen: één met zuurstof geeft het bier uit de andere kraan ‘tegendruk’, waardoor het niet gaat schuimen. Daarna volgen enkele koolzuurinjecties, om de zuurstofresten uit het bier te verwijderen. Ook bij het felsen, het dekselen van het blik, wordt extra koolzuur ter compensatie toegevoegd.
Schuim
In de loop van de tijd krijgen koolzuurbelletjes en schuim steeds meer aandacht in het bierbrouwen. In 1989 start Heineken Technisch Beheer (HTB) zelfs een gezamenlijk onderzoek naar het optimale schuim met de koningin der bubbels, champagnemerk Moët & Chandon. Koolzuur heeft zich in nog geen eeuw ontwikkeld van bijvangst tot hét kwaliteitscriterium van bier.