INFO

Metalen doos met aandelen van Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij

1931

metaal, papier

4,4 x 27,5 x 36 cm

 

866.jpg

Aandeelhouders zijn volhouders

‘Alles of niets’: met deze uitspraak van de oprichter begint in 1864 de bedrijfsgeschiedenis van Heineken. Dat jaar krijgt Gerard Adriaan Heineken de aandelen in handen van de 80 aandeelhouders van brouwerij De Hooiberg. Nauwelijks tien jaar later, in 1873, richt Gerard Heineken de naamloze vennootschap Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij (HBM) op. 

Maar in dit gezamenlijke project met Willem Baartz en Hubertus Hoyer, eigenaren van de Rotterdamse brouwerij d’Oranjeboom, kan Heineken natuurlijk niet de enige aandeelhouder zijn. In totaal brengen veertig investeerders 1,2 miljoen gulden bijeen, verdeeld over 240 aandelen. Een enorm bedrag in die tijd, zeker als je bedenkt dat Heineken voor de aankoop van de oude Hooiberg één-veertiende van die waarde had betaald.  

Voorzichtig

De financiële koers van het bedrijf is van het begin af aan voorzichtig. Ondanks de successen van het Beierse bier en de export daarvan investeert Gerard Heineken de winsten grotendeels in onderzoek en ontwikkeling. Het dividend - de winstdeling voor de aandeelhouders maar ook de tantièmes, de uitkeringen voor de directie en de raad van commissarissen - steken daar bescheiden bij af. Als Gerards zoon Henry in 1917 president-directeur wordt van HBM, zet hij de koers wat betreft de aandeelhouders voort: de dividenden blijven relatief laag. De reserveringen nemen daarentegen fors toe; ontwikkeling wordt zoveel mogelijk uit eigen vermogen gefinancierd. En ook de tantièmes lopen in de jaren daarna behoorlijk op.

Eerste aandeelbewijs van Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij met handtekening van Gerard Adriaan Heineken, 15 februari 1873, lithografie en handschrift op papier

Crisis - maar niet bij HBM

 In de loop van de jaren 20 komt de wereld financieel in steeds zwaarder weer. HBM-commissarissen en -accountants dringen er op aan om de aandeelhouders sterker te laten delen in de winst, maar de directie handhaaft haar behoudende dividendpolitiek. Wel wordt in 1924-1925 een stuk minder winst in het reservefonds gestoken - om daarna weer tot ongekende hoogte te stijgen. Maar directie en commissarissen keren zichzelf er nauwelijks minder om uit. Sterker nog: in 1929, als de beurskrach in New York de crisisjaren inleidt, zijn hun tantièmes hoger dan ooit tevoren. Pikant detail: grootaandeelhouder Mary Petersen-Tindal, Henry’s moeder, laat weten dat zij liever een hoger bedrag uitdeelt aan directie en commissarissen, dan de winst te verdelen onder de aandeelhouders.

Morren

Nu beginnen de aandeelhouders te morren. Zozeer zelfs, dat HBM in 1930 besluit alsnog 1,2 miljoen vrij te maken en extra aandelen uit te geven om hen tevreden te houden. Zo loopt de kwestie met een sisser af. Na Mary’s overlijden twee jaar later en het aantreden van Dirk Stikker als nieuwe directeur in 1935 keert het tij. Onder Stikkers leiding maakt HBM zich klaar voor vernieuwing van het financiële beleid en de scheefgegroeide vermogensstructuur. Niet in de laatste plaats vanwege de dreigende komst van een nieuwe belastingwet, die HBM zou kunnen dwingen de volledige winst met de aandeelhouders te delen. 

Fiscale truc

In 1938 vindt een herkapitalisatie plaats, waarbij het aandelenkapitaal stijgt van 2,4 naar 12 miljoen gulden. Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij wordt een beursgenoteerde vennootschap. De bestaande aandeelhouders zijn meer dan tevreden: zij ontvangen voor elk ingeleverd oud aandeel vier nieuwe aandelen. Via deze handige fiscale ruiltruc betalen zij bovendien geen belasting over de royale dividenduitkering op de oude aandelen - die immers niet meer in hun bezit zijn. HBM’s beursgang in 1939, een emissie van 2500 aandelen van 1000 gulden elk, maakt voorgoed een einde over de discussie over de winstdeling. De rest is geschiedenis.

Whooops!

Something went wrong while loading the collection, please try again to get a better experience.

RETRY